De rol van karma
Wat is er de oorzaak van dat mentale en fysieke verschijnselen vergankelijk zijn en onderhevig aan verandering? Alles wat bestaat uit fysieke of tijdelijke onderdelen is van nature vergankelijk. Evenzo is de relatie tussen oorzaken en hun gevolgen natuurlijk. Het is gewoon niet anders. Het feit dat bewustzijn een kwaliteit van helderheid en weten heeft, of dat vormen en kleuren zichtbare vormen zijn, is niet het gevolg van karma; het is een natuurlijk kenmerk van de mechanismen van oorzaken en omstandigheden en afhankelijk ontstaan.
Binnen de wereld van afhankelijk ontstaan zijn er oorzaken en omstandigheden die verband houden met onze ervaring van pijn en genoegen. Deze komen voort uit karma. Karma, dat juist vertaald 'handeling' betekent, verwijst naar een daad die we verrichten met een bepaalde intentie. De kwaliteit van onze intentie - in zichzelf een mentale handeling of karma - bepaalt de kwaliteit van de fysieke handeling waartoe ze aanzet en daarmee ook de kwaliteit van de daaruit voortvloeiende ervaring van het plezier of de pijn die we ondergaan. De rol van karma wordt daarom beschouwd in relatie tot onze ervaring van lijden en geluk.
Zoals we van nature gevoelens van pijn en genoegen ervaren, hebben we ook een aangeboren besef van 'ik' waardoor we intuïtief genegenheid voelen. Vanwege de genegenheid die we voor onszelf koesteren, voelen we genegenheid en liefde voor de mensen om ons heen; de genegenheid voor onszelf is de bron van het mededogen dat we voor anderen voelen. Als mens, geboren uit een baarmoeder, zijn we van nature verbonden met onze moeder. We overleven op haar melk en we worden gesteund door haar zorgzaamheid. Onze genegenheid voor haar is een uitbreiding van de genegenheid voor onszelf. Deze liefde heeft een biologische basis, daar onze overleving ervan afhangt. De intieme band tussen een moeder en haar kind is niet iets wat door de samenleving is opgelegd - hij is spontaan. De intensiteit ervan is niet iets wat moet worden ontwikkeld, daar een moeder vreugde ontleent aan de onbaatzuchtige toewijding aan haar kind.
Ook andere emoties helpen ons overleven. Gehechtheid is de primaire emotie bij het creëren van de omstandigheden die onze overleving mogelijk maken, maar de emoties woede en angst spelen hierin ook een belangrijke rol. Een wetenschapper vertelde me ooit dat de spieren in de armen sterker worden wanneer we kwaad worden, waardoor we fysiek in staat zijn om het doel van onze woede te bereiken. Angst, vertelde hij me, zorgt ervoor dat er bloed naar de spieren in onze benen stroomt, waardoor we harder kunnen lopen.
Net zoals de liefde die bestaat tussen een moeder en een kind vermengd is met gehechtheid, zo is dat ook met de liefde die we voelen voor de mensen die het dichtst bij ons staan. Ook al hebben dergelijke emoties een component van egoïsme in zich, dat wil nog niet zeggen dat ze niet als het zaad kunnen dienen waaruit wij mededogen voor alle voelende wezens kunnen ontwikkelen. Met andere woorden, zelfzucht kan nodig zijn voor onze overleving, maar zelfloosheid ook. We dienen stil te staan bij de voordelen van onbaatzuchtige liefde en mededogen voor onze eigen fysieke gezondheid en ons geestelijk geluk. We dienen ook in te zien hoe deze altruïstische houding ons helpt om in ons huis een gelukkiger klimaat te creëren, terwijl ze ook bijdraagt aan een gezondere en stabielere samenleving. Een dergelijke beschouwing zal onze waardering voor de waarde van mededogen versterken en de invloedssfeer ervan uitbreiden naar steeds meer wezens.
We verdiepen ook ons mededogen door nog subtielere niveaus van lijden te overwegen. Aanvankelijk verlangen we dat voelende wezens vrij zijn van de overduidelijke, fysieke en emotionele pijn die we 'lijden aan lijden' noemen. We moeten ook wensen dat ze loskomen van het lijden aan verandering - de gelukkige momenten waaraan uiteindelijk een einde komt en die leiden tot verdriet. Het meest wijze is het verlangen dat alle voelende wezens bevrijd worden van het alomtegenwoordige lijden aan ons geconditioneerde bestaan binnen samsara.
Ons mededogen wordt ook intenser wanneer het samengaat met het inzicht dat lijden het gevolg is van onze verstorende gemoedstoestanden en het karma of de handelingen die ze opwekken, en die alle hun basis vinden in de fundamentele onwetendheid van ons vastklampen aan het idee van een zelf. Met een dergelijk inzicht in zelfloosheid zien we dat deze fundamentele onwetendheid kan worden rechtgezet en dat de oorzaak van lijden daarmee kan worden uitgeroeid. Het besef dat het mogelijk is een einde te maken aan het lijden van voelende wezens, zal ons mededogen voor hen enorm versterken en het veranderen van louter medelijden in een actieve betrokkenheid bij een haalbaar doel. Dat is de aanpak van een scherpzinnige beoefenaar. Het leidt tot de onderkenning dat het pad van mededogen dat we zijn ingeslagen, redelijk is, aangezien het doel ervan haalbaar is.