Opapa

Op een zonnige woensdagmiddag in augustus, toen ik elf was, spetterden mijn zus, broer en ik in het ondiepe zwembad dat was opgezet in de achtertuin van ons huis op Long Island. Over slechts een paar dagen zou de school weer beginnen en we probeerden nog zo veel mogelijk plezier aan de zomervakantie te beleven. 

Mijn moeder kwam de tuin in om te vertellen dat ze naar onze grootouders ging die in Roslyn, zo'n vijftig minuten rijden bij ons vandaan, woonden. Jarenlang was ik met haar meegegaan om mijn grootouders te zien en ik vond het altijd erg leuk om te gaan. Maar toen ik ouder werd kwamen er andere activiteiten voor in de plaats. Vandaar dat mijn moeder soms alleen ging en ons thuisliet. Op deze prachtige zomerdag wist ze dat het haar niet zou lukken om één van ons uit het zwembad te krijgen.

"Veel plezier," riep ze ons toe. "Ik ben over een paar uur weer terug." En dat zou het dan zijn geweest.

Maar toen, plotsklaps, raakte ik in paniek.

Ik voelde het tot diep in mijn botten. Een algehele, onverklaarbare, hevige paniek. Ik kwam overeind in het zwembad en riep naar mijn moeder.

"Wacht!" gilde ik. "Ik ga met je mee!"

Mijn moeder lachte. "Het is goed, je kunt hier blijven," zei ze. "Geniet ervan, het is een prachtige dag."

Maar ik waadde als een gek naar de rand van het zwembad. Mijn broer en zus keken toe en vroegen zich af wat er met mij aan de hand was.

"Nee!" schreeuwde ik. "Ik wil met je mee! Wacht alsjeblieft op me. Alsjeblieft."

"Laura, het is in orde."

"Nee, mam, ik moet met je mee!"

Mijn moeder hield op met lachen. "Oké, rustig maar," zei ze. "Kom naar binnen, trek wat aan. Ik zal op je wachten."

Ik rende drijfnat naar binnen, trok snel mijn kleren aan, sprintte naar buiten en stapte half doorweekt de auto in, nog steeds compleet in paniek. Een uur later draaiden we de oprit van mijn grootouders op en ik zag mijn grootvader - ik noemde hem opapa - die naar ons zwaaide vanaf de veranda aan de achterkant van het huis. Pas toen ik hem zag en hem had geknuffeld, nam de paniek af. De paar uur erna bracht ik met opapa door op de veranda. We praatten, lachten, zongen en vertelden elkaar moppen. Toen het tijd was om afscheid te nemen, gaf ik hem een zoen en een knuffel, en zei ik tegen hem: "ik hou van je."

Ik heb hem nooit meer levend teruggezien.

-

Ik wist niet dat opapa zich zwak en moe voelde. Volwassenen vertellen me zoiets nooit. Toen ik die dag bij hem was, was hij zoals hij altijd was: aardig, grappig, speels. Hij moet die dag al zijn krachten hebben aangesproken om gezond op mij over te komen. Drie dagen na mijn bezoek ging opapa naar de dokter. De dokter vertelde hem het vernietigende nieuws dat hij leukemie had.

Drie weken later was opapa overleden.

Toen mijn moeder mijn zus, broer en mij vroeg om op de bank te gaan zitten en ons voorzichtig vertelde dat opapa was overleden, werd ik overrompeld door emoties. Geschoktheid. Verwarring. Ongeloof. Woede. Hevig verdriet. Een groot, verschrikkelijk gevoel van hem missen.

Maar het ergste van alles was dat ik een afgrijselijk, verpletterend schuldgevoel had.

Het ogenblik waarop ik hoorde dat mijn grootvader was overleden, begreep ik precies waarom ik zo in paniek was geweest en hem moest zien. Ik had geweten dat hij dood zou gaan.

Natuurlijk had ik dat niet echt kunnen weten. Ik wist niet eens dat hij ziek was. Toch, op de één of andere manier, wist ik het. Waarom zou ik anders hebben geëist dat ik hem wilde zien?

Maar als ik het wist, waarom had ik dat dan niet gezegd tegen opapa, tegen mijn moeder of zelfs tegen mezelf? Ik had er niet echt duidelijk een idee of zelfs maar een flauw vermoeden van gehad dat het niet goed ging met mijn grootvader. Ik was niet bij hem op bezoek gegaan met de gedachte dat het de laatste keer was dat ik hem zou zien. Het enige wat ik had gevoeld, was een mysterieus gevoel van dat ik iets wist. Ik begreep het helemaal niet, maar het gaf me een verschrikkelijk ongemakkelijk gevoel, alsof ik op de één of andere manier medeplichtig was aan het overlijden van opapa. Ik had het gevoel alsof ik in verbinding stond met de wrede krachten die zijn leven hadden opgeëist, en dat gaf me een onvoorstelbaar schuldgevoel.

Ik begon te denken dat er iets ernstigs mis was met mij. Ik was nog nooit iemand tegengekomen die kon aanvoelen wanneer iemand zou overlijden, en nu was dat mij overkomen, ik kon het amper bevatten. Het enige wat ik begreep was dat het iets verschrikkelijks was om te weten. Ik raakte ervan overtuigd dat ik niet normaal was, dat ik vervloekt was.

-

Een week later had ik een droom. 

In die droom was ik volwassen en was ik actrice. Ik woonde in Australië. Ik droeg een lange, kleurrijke negentiende-eeuwse jurk en ik voelde me mooi. Plotseling voelde ik een onthutsende ongerustheid over mijn gezin, hetzelfde gezin waar ik in mijn echte leven deel van uitmaakte. In de droom voelde ik mijn adem stokken en ik stortte neer op de vloer. Ik was me ervan bewust dat ik doodging.

Maar ik werd niet wakker...de droom ging verder. Ik voelde hoe ik mijn lichaam verliet en een vrij zwevend bewustzijn werd, dat in staat was alles om me heen te zien. Ik zag hoe mijn gezin rondom mijn lichaam stond in de kamer waar ik was gevallen. Ze huilden allemaal. Ik was zo bedroefd omdat ik zag dat ze zo'n verdriet hadden, dat ik naar hen probeerde te roepen. "Maak je geen zorgen, ik leef! De dood bestaat niet!" zei ik. Maar het had geen zin, omdat ik geen stem meer had...ze konden me gewoon niet horen. Alles wat ik kon doen was mijn gedachten op hen richten. Toen begon ik van hen vandaan te drijven als een heliumballon die door iemand wordt losgelaten. Ik dreef weg, weg naar boven, bij hen vandaan, de duisternis in. Het was een dichte, vreedzame duisternis vol prachtige, schitterende lichtjes. Ik voelde een sterk gevoel van kalmte en tevredenheid over me heen komen.

Precies op dat moment zag ik iets ongelooflijks.

Ik zag opapa.

Hij was daar, in de ruimte vlak voor me, hoewel niet in zijn fysieke lichaam maar eerder in geestvorm, een geest die prachtig, onmiskenbaar, helemaal die van hem was. Mijn bewustzijn herkende meteen zijn bewustzijn. Hij was een lichtpuntje dat als een stralende ster aan de donkere nachtelijke hemel stond, maar het licht was krachtig en had een aantrekkingskracht die mij ernaartoe trok.  Het vulde mij met liefde. Het was alsof ik opapa's ware ik zag; niet zijn aardse lichaam, maar eerder dit grote, innerlijke licht dat hij echt was. Ik zag zijn zielsenergie. Ik begreep dat opapa veilig was en dat hij op een prachtige plek was die gevuld was met liefde. Ik begreep dat hij thuis was gekomen, en op dat moment begreep ik ook dat dit de plek was waar we allemaal thuishoren. Hij was teruggekeerd naar de plek waar hij vandaan was gekomen.