Het continuüm van louter ik

Laten we de elementen waarvan het zelf voor zijn bestaan afhankelijk is, onderzoeken. Wanneer we onszelf mens noemen, is onze identiteit zowel afhankelijk van ons menselijk lichaam als onze menselijke geest. Dit continuüm van 'zelf' dat bestaat uit een serie momenten van 'ik' begint bij de geboorte of conceptie en eindigt bij de dood.

Als we onszelf niet 'mens' zouden noemen, maar louter 'ik' of het 'louter ik', zou dit zelf dan een begin of einde hebben? Wanneer we terugkijken op ons verleden en denken "toen ik jong was," "toen ik volwassen werd," of "toen ik de middelbare leeftijd bereikte," identificeren wij ons persoonlijk met elk stadium, terwijl we ons ook identificeren met het continuüm dat alle stadia van ons leven overspant. Het gaat ons heel gemakkelijk af om ons besef van zelf van het heden naar het verleden te brengen  en naar de totaliteit van stadia waaruit een leven bestaat. Is het mogelijk dat dit 'louter ik' zich ook uitstrekt voorbij de grenzen van dit leven?

Tussen geest en lichaam is het vooral onze geest of bewustzijn waarmee we ons identificeren als dit 'louter ik'. Onze geest is voorbijgaand, bestaat kortstondig en elk moment van bewustzijn heeft invloed op het volgende, Aldus ontwikkelen onze gedachten en ideeën zich in de loop van de tijd, net zoals onze emoties. Verandering bestaat ook in de wereld van vaste dingen. De grootste bergketen van de Himalaya heeft ogenschijnlijk een blijvende vastheid, maar wanneer we die bergen over een periode van miljoenen jaren bekijken, kunnen we veranderingen waarnemen. Willen die veranderingen kunnen plaatsvinden, dan moet zich verandering voordoen binnen het tijdsbestek van honderd jaar. En dat maakt het nodig dat veranderingen zich voordoen van jaar tot jaar, die op hun beurt afhankelijk zijn van veranderingen die zich maandelijks voordoen en die zijn weer afhankelijk van steeds kleinere stappen van transformatie die zich voordoen van minuut tot minuut, seconde tot seconde en in zelfs nog kleinere tijdsplinters. Het zijn deze minuscule veranderingen van moment tot moment die de basis vormen voor de meer merkbare verandering.

Deze aard van veranderingen van moment tot moment is een kwaliteit die zich voordoet als gevolg van iets wat wordt teweeggebracht; geen andere oorzaak is nodig om haar tot stand te brengen.

Er zijn bepaalde oorzaken die ophouden te bestaan zodra hun gevolg de kop opsteekt. Dergelijke oorzaken veranderen in hun gevolg zoals een zaadje verandert in een loot. Er zijn andere oorzaken en omstandigheden die bijdragen aan het tot stand komen van een gevolg, zoals water, mest en zonlicht bijdragen aan het ontspruiten van een zaadje. Als we ons menselijk lichaam als voorbeeld nemen. kunnen we het continuüm van momenten dat leidt tot ons huidige lichaam terugvoeren tot het begin van dit leven, het moment van de conceptie. Dit moment noemen we 'dat wat mens wordt'.

Het continuüm van ons huidige lichaam kan worden teruggevoerd tot die substantiële oorzaak - het moment van conceptie - dat vervolgens van moment tot moment verder kan worden teruggevoerd tot het begin van het universum en de subtiele materie die op dat moment bestond. Vanuit de boeddhistische zienswijze kan het continuüm van substantiële oorzaken die voorafgaan aan onze conceptie, worden teruggevoerd tot vóór de oerknal, toen het universum een leegte was. Als we de lijn van redeneren waarmee we ons continuüm terugvoeren tot vóór de oerknal blijven volgen, zouden we in feite moeten erkennen dat er geen eerste moment kan bestaan voor het continuüm van substantiële oorzaken van welk geconditioneerd verschijnsel ook.

Net zoals materiële zaken hun substantiële oorzaken en hun medebepalende omstandigheden hebben, hebben mentale verschijnselen dat ook. Onze gevoelens, onze gedachten en emoties, die alle samen ons bewustzijn vormen, hebben zowel substantiële oorzaken die veranderen in een specifiek moment van waarneming, als medebepalende factoren die fysiek of mentaal kunnen zijn. 

Het belangrijkste kenmerk van ons bewustzijn is zijn helderheid en weten. Deze kwaliteit van zuiver lumineus weten kan niet een product zijn van alleen een fysieke omstandigheid. Vanuit het boeddhistisch inzicht in causaliteit moet een substantiële oorzaak substantieel samenvallen met haar gevolg. Een fysiek verschijnsel zou daarom niet kunnen dienen als de substantiële oorzaak van een moment van bewustzijn, daar de aard van helderheid en weten niet fysiek is.

Laten we het proces van bewuste waarneming onderzoeken. Wanneer we een boom zien, ervaren we een mentale waarneming van de boom die voor ons staat. De boom en ons fysieke oog dienen als de medebepalende omstandigheden voor onze bewuste ervaring van die boom. De substantiële oorzaak van die mentale ervaring van de boom is ons onmiddellijk daaraan voorafgaande conditie van helderheid en weten. Het is dit voorafgaande moment van bewustzijn dat de aard van helderheid - van zuiver weten - aan onze visuele ervaring van de boom verleent. Elk moment van helderheid en weten in het continuüm van ons bewustzijn wordt veroorzaakt door een daaraan voorafgaand moment van helderheid en weten. De substantiële oorzaak van een moment van bewustzijn kan niet iets zijn wat een andere substantiële kwaliteit dan helderheid en weten heeft.

Als het continuüm van onze geest een beginmoment had, zou het ofwel hebben moeten voortkomen uit geen oorzaak of uit een oorzaak die niet substantieel samenviel met de aard van de geest zelf. Aangezien geen van deze mogelijkheden acceptabel is, wordt ervan uitgegaan dat het continuüm van bewustzijn geen begin heeft. Op die manier verklaren we vorige levens en reïncarnatie, ervan uitgaande dat het continuüm van momenten van bewustzijn van ieder van ons zich ontelbare momenten naar het verleden moet uitstrekken. En net zoals het continuüm van bewustzijn geen begin heeft, is de identiteit van een zelf dat aan dat continuüm wordt toegekend zonder begin. Dit wordt ondersteund door de vele gevallen van mensen die zich ervaringen uit hun vorige levens herinneren. 

En hoe zit het met een einde van bewustzijn? In het verleden zijn er boeddhistische geleerden geweest die beweerden dat als iemand de staat van nirwana bereikte, er een einde kwam aan het continuüm van zijn mentale en fysieke bestaan. Maar een absurd gevolg van deze zienswijze is dat er niemand zou zijn die de staat van nirwana ervaart. De afzonderlijke momenten van bewustzijn die we in de loop van ons leven ervaren - zowel waarnemingen van alles wat we zien en voelen, als de denkprocessen waarmee we ons hebben beziggehouden - zullen ophouden te bestaan wanneer ons fysieke wezen bij de dood sterft, Maar onze fundamentele kwaliteit van helderheid en weten - de wezenlijke aard van het bewustzijn - houdt niet op te bestaan bij de dood; haar continuüm is onafgebroken.

Er bestaat ook een zeer subtiel, fysiek lichaam, waarnaar wordt verwezen in Boeddha's vajrayana of tantrische leringen, dat dient als de basis voor ons meest subtiele bewustzijn. Net zoals het continuüm van ons subtiele bewustzijn geen begin of einde heeft, zo is ook het continuüm van dit hoogst subtiele, fysieke aspect van het zelf zonder begin en zonder einde.

Voor mij zit er schoonheid in het idee van geen begin of einde aan het continuüm van het zelf. Als er een einde aan het zelf zou zijn, zou er sprake zijn van totale vernietiging, een totale duisternis. Voor iemand die ontzettend graag wil ontsnappen aan de kwellingen van het leven door een einde aan zijn leven te maken, kan zo'n einde aantrekkelijk lijken. Maar ik geloof dat de meesten van ons de voorkeur geven aan het idee van continuïteit, daar het een volheid van onze ervaringen en emoties veronderstelt.