Het bestaande zelf en het niet-bestaande zelf

Het is essentieel dat we onderscheid maken tussen het zelf dat conventioneel bestaat en het zelf dat helemaal niet bestaat, daar het ons vastklampen aan het niet-bestaande zelf de bron van alle lijden is.

Boeddhistische yogi's - mediterenden - die zich bezighouden met diepgaande analytische meditatie op het bestaan van het zelf, richten hun analyse op hun ervaring van 'ik' als een inherent werkelijk en onafhankelijk zelf, waarvan hun meditatieve onderzoek uiteindelijk het bestaan zal ontkennen. Ze maken daarbij duidelijk onderscheid tussen een conventioneel zelf dat het object is van onze verstoffelijking en het verstoffelijkte zelf dat moet worden tenietgedaan.

In onze eigen, normale ingevingen van dag tot dag hebben we een natuurlijk en legitiem gevoel van een zelf dat denkt: ik ontwikkel bodhicitta, of: ik mediteer op zelfloosheid. Een probleem doet zich voor wanneer dat gevoel van een zelf te extreem is en we het beginnen te zien als onafhankelijk en autonoom - als werkelijk. Als we ons eenmaal aan een dergelijk idee vastklampen, voelen we ons gerechtvaardigd om een sterk onderscheid te maken tussen onszelf en anderen. Als gevolg daarvan is er een natuurlijke neiging om anderen te zien als totaal niet verwant met ons, bijna als objecten waar dit werkelijke, concrete 'ik' gebruik van kan maken. Uit deze sterke gehechtheid aan een zelf dat we ten onrechte waarnemen als een benoembare, vaste werkelijkheid, komen de even sterke gehechtheden voort die we ontwikkelen ten opzichte van onze bezittingen, ons huis, onze vrienden en onze familie. 

Door meditatief, analytisch onderzoek kunnen we gaan herkennen dat de basis van de verstoringen die we ervaren, wordt gevormd door ons onrechte vastklampen aan dat wat we waarnemen als ons inherente, ware zelf. Vanuit boeddhistisch standpunt is dit besef van het zelf natuurlijk en ook aangeboren. In feite beweren boeddhisten dat het eenvormige, eeuwige en autonome zelf zoals voorgesteld door niet-boeddhistische filosofen, slechts een concept is, terwijl het gevoel van het zelf dat ons aangeboren is, zelfs bij dieren van nature voorkomt. Als we de dynamiek van ons natuurlijke idee van het zelf onderzoeken, ontdekken we dat het lijkt op een heerser die regeert over zijn onderdanen - onze fysieke en mentale onderdelen. We hebben het gevoel dat er boven en voorbij de onderdelen van lichaam en geest iets is wat we 'ik' noemen en dat de fysieke en mentale aspecten afhankelijk zijn van 'ik', terwijl 'ik' autonoom ben. Hoewel natuurlijk, is ons besef van het zelf onterecht, en in onze zoektocht naar vrijheid van de ellende die wordt veroorzaakt door het vastklampen aan een zelf, moeten we de manier veranderen waarop wij onszelf waarnemen.