De kluizenaar en de bron
Ik groeide op in de provincie Thanh Hoa in Noord-Vietnam. Op een dag zei onze onderwijzer dat we een uitstapje gingen maken naar de top van de nabijgelegen berg Na Son. Hij vertelde dat er een kluizenaar op de top van de berg woonde, een monnik die daar alleen woonde en dag en nacht stilzat om net zo rustig en vredig te worden als de Boeddha. Ik had nog nooit een kluizenaar ontmoet en was heel opgewonden.
De dag voor het uitstapje maakten we eten klaar voor onze picknick. We kookten rijst, rolden er balletjes van en verpakten die in bananenbladeren. We maakten ook een mengsel van sesamzaadjes, pinda's en zout, om de rijst in te dopen. En we kookten wat water om mee te nemen. De volgende ochtend begonnen we al vroeg aan onze lange wandeling naar de voet van de berg. Toen we daar waren wilden mijn vrienden en ik zo snel mogelijk naar boven klimmen. We wisten toen nog niets van de beoefening van loopmeditatie. We liepen heel snel helemaal naar de top van de berg.
We kwamen uitgeput boven aan. Tijdens de klim hadden we al ons water opgedronken. Ik keek om me heen op zoek naar de kluizenaar, maar zag hem nergens. Ik zag alleen zijn hut gemaakt van bamboe en stro. In de hut zag ik een smal bed en een altaar van bamboe, maar alweer geen kluizenaar. Misschien had hij ons de berg op horen komen en verborg hij zich nu ergens voor de herrie en alle kinderen.
Het was lunchtijd, maar ik had nog geen honger. Ik was heel teleurgesteld omdat ik de kluizenaar niet gezien had. Ik liet mijn vrienden achter en klom verder omhoog in de hoop hem te vinden. Terwijl ik dieper het bos in liep, hoorde ik het geluid van druppelend water. Het was een prachtig geluid. Ik klom in de richting van dat geluid en kwam al snel bij een natuurlijke bron, omgeven door grote rotsblokken in vele kleurschakeringen. Het water was zo helder dat ik de bodem kon zien. Ik had heel erg dorst, knielde neer schepte met mijn handen wat water en dronk het op. Het was heerlijk water. Ik had nog nooit zoiets lekkers gedronken. Ik was helemaal vervuld en verlangde verder nergens naar - zelfs het verlangen de kluizenaar te ontmoeten was verdwenen. Ik had het gevoel dat ik hem al had ontmoet. Ik stelde me voor dat de kluizenaar zichzelf had veranderd in de bron.
Ik was moe en ging liggen om wat te rusten en nog een paar minuten bij de bron te kunnen zijn. Ik keek omhoog en zag de tak van een boom afgetekend tegen de blauwe hemel. Ik sloot mijn ogen en viel al snel in een diepe slaap. Ik weet niet hoe lang ik heb geslapen. Toen ik wakker werd, had ik geen idee waar ik was. Tot ik de tak aan de boom zag, met daarachter de hemel en de prachtige bron, toen herinnerde ik me alles weer.
Het was tijd om terug te gaan naar mijn klasgenoten. Ik nam met tegenzin afscheid van de bron en liep terug naar beneden. Terwijl ik het bos uit liep, kwam er diep vanbinnen een zin omhoog. Het was een soort gedicht van één regel:
Ik heb van het heerlijkste water ter wereld geproefd.
Ik ging zitten om samen met mijn vrienden te eten. Ze waren blij me te zien en vroegen waar ik was geweest. Ik had geen zin om erover te praten, ik wilde de ervaring nog wat langer voor mezelf houden en koesteren, omdat ik er zo diep door was geraakt. Ik ging op de grond zitten en at mijn lunch in stilte. De rijst en sesamzaadjes smaakten heerlijk.
Het is inmiddels vele jaren geleden dat ik die berg beklom. Maar het beeld van de bron en het zachte, vredige gluid van het druppelende water leven nog altijd in me. Misschien heb je zelf ook ooit je kluizenaar ontmoet, misschien in de vorm van een rots, boom, ster of prachtige zonsondergang.
Dit was mijn eerste spirituele ervaring. Hierna werd ik rustiger en stiller. Ik voelde geen aandrang om mijn ervaring met anderen te delen. Ik wilde haar in mijn hart bewaren. Mijn voornemen om monnik te worden werd sterker. Toen ik zestien jaar was, kreeg ik van mijn ouders toestemming om in te treden in de Tu Hieu-Tempel in de buurt van Hue, waar ik eerst als aspirant en later als novice oefende.